If we don't act now, then when ? Boeiende ontmoeting met Filipijnse vakbondsvoorzitter Elmer Labog

Lien en Elmer in Leuven

Op vrijdag de 13e had Leuven het geluk een Filipijnse gast te mogen ontvangen. De actiegroep Stop The Killings nodigde Elmer Labog, de voorzitter van de progressieve Filipijnse vakbond KMU uit naar de Vlaams-Brabantse hoofdstad, en bood de aanwezigen een avond vol verhalen over de Filipijnse strijd voor een betere maatschappij.

Meer dan een fish-and-rice-union

De spits van de avond werd afgebeten door Lien Mertens, geneeskundestudente aan de KULeuven die gedurende 3 maanden stage liep en verbleef in de Filipijnen. Zij werkte er gedurende haar verblijf regelmatig samen met CHD (‘Council for Health and Development’), een partner van de Belgische ngo Geneeskunde voor de Derde Wereld, die strijdt voor het Recht op Gezondheid. Zij schetste het publiek de Filipijnse context. Zo maakte ze duidelijk dat het grote aantal problemen in de Filipijnen in feite terug te brengen is op 3 hoofdproblemen: de ‘buitenlandse dominantie’, de ‘landlessness’ van de boeren (semi-feodalisme) en een ‘corrupte politiek’.

Op deze hoofdproblemen bouwde Elmer gretig verder. “We vinden het bij de KMU erg belangrijk steeds te kunnen vertrekken vanuit een diepgaande maatschappelijke analyse. Het historische besef, het besef van de vele eeuwen kolonisatie door Westerse landen, is een meerwaarde in de analyse van onze huidige samenleving en zijn problemen. Dit proberen we dan ook aan te leren aan onze leden.”

Dit is ook hetgeen de KMU differentieert van de meeste andere Filipijnse vakbonden (ook wel ‘Fish-and-rice-Unions’ genoemd door Elmer). Men probeert bij de KMU verder te gaan dan enkel onderhandelingen over economische eisen in de ondernemingen, en de krachten op te bouwen voor een verdergaande verandering van de samenleving.
En dat is meer dan noodzakelijk. Ook de Filipijnen krijgen te maken met heel wat neoliberale tendensen in deze crisistijd; de ‘Liberalisation – Privatization - Deregulation’-wetten liggen op de loer en dreigen de lonen en arbeidsomstandigheden er enkel achteruit op te doen gaan. De hoofdstrijdpunten voor de KMU, tesamen met andere Filipijnse vakbonden, behelzen dan ook de toename van de lonen en de strijd tegen massieve deregulering en onzeker/tijdelijk werk.

Veel industrie is er niet te vinden op de Filipijnen, en grote investeringen blijven uit. Vele Filipino’s trekken dan ook naar andere oorden, in de hoop op deze manier hun familie nog in hun noden te kunnen doen voorzien. Zo verdient het land jaarlijks 25 miljoen dollar aan buitenlandse arbeid (‘oversea workers’), terwijl er slechts 3.5 miljoen dollar neergeteld wordt aan buitenlandse investeringen in lokale industrie. Er is dus meer dan nood aan organisaties, bewegingen en vakbonden die het opnemen voor de werkzekerheid, -gelegenheid en arbeidsomstandigheden van de kleine Filipino.

Bedreigend engagement

Het werk van vakbonds- en andere progressieve leiders is echter niet vanzelfsprekend op de Filipijnen, en dat is nog eufemistisch uitgedrukt. Vakbondsleiders worden continu gevolgd, gsm’s kunnen afgeluisterd worden en moorden van sterke vakbondsfiguren zijn niet uit den boze. Zo werden er enkele jaren geleden nog twee vakbondsdelegees vermoord, actief in de vakbond van de arbeiders van Nestlé. Een toename van de sterkte van een vakbond wordt als een bedreiging gezien, en in de zgn. ‘vrijhandelszones’ zijn zelfs geen vakbonden of stakingen toegelaten. Men heeft duidelijk schrik voor de kracht van het volk. Het organiseren van nieuwe leiders gebeurt daarom steeds clandestien, tot men sterk genoeg staat om naar buiten te treden.

Het progressief werk in de Filipijnen is hard, en moeizaam. Maar de Filipijnse bewegingen gaan door. Ze kunnen niet anders. Het onrecht in de Filipijnen is zo groot, dat men niet anders kan dan tot actie en organisatie overgaan. Zo stelde ook een lid van CHD: “We just have no choice but to stand up for our rights, to survive.”

Elmer bekrachtigde deze stelling met zijn retorische vraag: “If we don’t act now, then when?!”

Organisatiewerk loont

En het organisatiewerk loont. Zo voerde de KMU een grote campagne tegen het Nederlandse NXP, een van de afnemers van Apple, omwille van het niet respecteren van het stakingsrecht en het recht op vakantiedagen voor de arbeiders. De KMU won deze strijd en sindsdien worden ze overspoeld door vragen voor uitbreiding van de vakbondsorganisatie in andere bedrijven.

Progressieve bewegingen en organisaties zijn erg belangrijk in de (Filipijnse) maatschappij. Het is dankzij deze mensen dat de rechtenlozen een stem krijgen, een advocaat in de strijd om hetgeen hen onrechtmatig ontnomen werd. De Filipino’s zijn vastberaden in die strijd die zij moedig weten te voeren voor hun rechten, ondanks de forse politieke weerstand.

Een toenemende privatisering van publieke ziekenhuizen, toenemende repressie van activisten, vakbondsleiders en gezondheidswerkers, een uiterst corrupte politiek, boeren die van hun land worden verdreven, een groeiende ontoegankelijkheid van hoger onderwijs en andere publieke voorzieningen,… “You know, we just have to stand up for our rights, to survive.”

Want, zoals Einstein het ons leerde: “The world will not be destroyed by those who do evil, but by those who watch them without doing anything.” En dat heeft de KMU meer dan begrepen.

De KMU werd opgericht op 1 mei 1980, onder het tijdperk van de krijgswet (‘Martial Law’) van president Marcos. Deze periode werd gekenmerkt door een zware militaire inzet tegenover elk progressief volksinitiatief en grote politieke repressie. Ondertussen groeiden uit de KMU 9 regionaal georganiseerde federaties en zijn zo’n 4.5 miljoen Filipino’s lid van een vakbond.

Verslag van Lien Mertens - Overgenomen van www.g3w.be

Met dank aan Jens, Caro en Tine voor de foto's.

De zaal wordt in gereedheid gebracht
Tine en Lien geven uitleg bij CHD, partnerorganisatie van de ngo G3W
Elmer, voorzitter van de KMU, geeft toelichting over vakbondswerk in de Filipijn
Een geïnteresseerd publiek luistert
Groepsfoto met een deel van de groep